U bent op de KWS-website voor België. Er bestaat een alternatieve webpagina in uw land voor deze pagina: Wilt u nu veranderen?
Verander nu
  • kws_8400_lr.jpg

Vijf tips voor een geslaagde maïsteelt

Afgelopen week kregen we eindelijk waar we zo lang op hoopten: enkele zonnige, droge dagen. Misschien heeft u de gelegenheid aangegrepen om bijvoorbeeld uw gewas Snelle Lente Rogge te oogsten en kan uw perceel nu klaargemaakt worden voor het volgende gewas: maïs! Met het zaaiseizoen dat weer voor de deur staat, delen wij graag een aantal praktische tips.

1) Zorg voor een goed zaaibed

Hoge bodemtemperaturen maken een goede kieming, een hoge veldopkomst en een snelle jeugdgroei (die op haar beurt zorgt voor een goede onkruidonderdrukking) mogelijk. Voor een snelle opwarming van de bodem in de lente is een goede bodemstructuur van essentieel belang. De grond moet los, kruimelig en zonder verdichtingen zijn. Verdichting van de bodem zorgt ervoor dat de wortelgroei slechts beperkt mogelijk is, evenals de opname van voedingsstoffen en water. Draag daarom zorg voor een juiste grondbewerking. Daarnaast kan op lange termijn verhoging van het humusgehalte ook bijdragen aan een betere bodemstructuur. Dit kan onder andere door de teelt van een vanggewas zoals Snelle Lente Rogge.

2) Zaai de juiste rassen op het juiste moment

Het beste zaaitijdstip valt tussen 20 april en 10 mei. Belangrijk bij het bepalen van de start van de zaai is de bodemtemperatuur. Deze dient minimaal 10̊C op zaaidiepte te zijn. Is de grond bij zaai nog te koud, dan riskeert u een slechte en trage kieming met mogelijk kwaliteits- en opbrengstverlies tot gevolg. Kiest u echter voor een late zaai – noodgedwongen doordat de zaaicondities het niet toelaten of bewust omdat u zaait na gras – dan heeft u te maken met een korter groeiseizoen. Iets wat eveneens kan resulteren in kwaliteitsproblemen, doordat de kans op een minder goede afrijping op de loer ligt.

Soms maken (onvoorspelbare) klimatologische veranderingen en de zaai van andere gewassen een goede afweging voor het juiste zaaitijdstip tot een ware uitdaging. Vergeet in dit geval niet dat de juiste maïsrassenkeuze passend bij het zaaitijdstip van groot belang is. Kies bij een late zaai bijvoorbeeld voor ultravroege tot zeer vroege of zeer vroege tot vroege maïsrassen zoals KWS Nevo (FAO 180) en Papageno (FAO 200), in plaats van middenvroege rassen.

3) Controleer de juiste zaaidiepte én zaaiafstand

Het is belangrijk om tijdens het zaaien de zaaidiepte en -afstand in de rij te controleren. Zo bent u zeker van een vlotte opkomst en een regelmatige stand van uw maïs.

De juiste zaaidiepte voor de verschillende gronden

Zowel bij de zwaardere klei-/leemgronden als de lichtere (zand- en löss)gronden wordt een zaaidiepte van 3 tot 4 cm geadviseerd. Alleen in het geval van lichtere gronden met een hoog risico op uitdroging en slechte verankering in de bodem dient een zaaidiepte van 5 tot 6 cm aangehouden te worden.

De juiste zaaiafstand op basis van vroegrijpheid (FAO).

De afstand waarop de zaden van elkaar in een rij gezaaid dienen te worden is afhankelijk van de vroegrijpheidsklasse (FAO) waarin het te zaaien ras valt.

Let op: voor gebruik als korrelmaïs mogen er 5.000 zaden per hectare minder gezaaid worden.

      ULTRA VROEG / ZEER VROEG
FAO 170 - 190
    ZEER VROEG / VROEG
FAO 200 - 230
   
  MIDDENVROEG / MIDDENLAAT
FAO 235 - 265
     
  85.000 90.000 95.000 100.000 105.000
Zaaiafstand in cm 15,8 14,9 14,1 13,3 12,7
Eenheden/ha 1,68 1,79 1,89 2 2,11

4) Bemest bij met kalium

In de mestwetgeving is bemesting met organische mest aan banden gelegd. Direct gevolg hiervan is dat de kaliumgift via de organische mest afgenomen is. Daarbij komt dat ook het kaliumgehalte in mest verminderd is. Dit terwijl een goede kaliumvoorziening voor het gewas gevoeligheid voor legering en droogte vermindert én ontzettend belangrijk is voor een goede kolfvorming. Het is dan ook van belang om het kaliumgehalte weer terug op niveau te brengen. In welke vorm en hoeveelheid dit gebeurt, is afhankelijk van het advies dat voortkomt uit de bodem- en mestanalyse. Het toepassen van kalium kan het beste kort voor tot kort na de zaai plaatsvinden.

5) Controleer de veldopkomst

De opkomst van het aantal maïsplanten per hectare kunt u eenvoudig controleren. Meet in een rij 13,3 meter uit, tel het aantal planten binnen deze afstand en vermenigvuldig dit aantal met 1.000. Zo weet u snel of er voldoende maïsplanten zijn opgekomen.

Als er sprake is van wegval van planten en/of zaden die niet ontkiemd zijn, dan hoeft dat nog geen probleem te zijn. Het moet dan wel gaan om een ‘regelmatige onregelmatigheid’: het beeld waarbij er hier en daar een plant mist. Ga in dit geval niet te snel over op overzaai of herzaai. Dit brengt extra kosten met zich mee, terwijl dit niet gegarandeerd resulteert in een hogere opbrengst en/of betere kwaliteit.