Rijenbemesting tijdens de zaai van maïs heeft zin
Het gebruik van een rijenmeststof bij het zaaien van maïs ter bevordering van de beginontwikkeling is zinvol. Via rijbemesting kunnen snel beschikbare voedingsstoffen in de directe omgeving van het wortelstelsel van de kiemplantjes worden gebracht. Bij een correcte positie van de rijenbemesting ontwikkelt de plant zich doorgaans ongehinderd en vlot. Stikstof uit een rijenmeststof in de rij toegepast werkt tussen de 1,25 en 1,5 keer beter dan bij een volveldse toepassing. Bij fosfaat is de efficiëntie zelfs het dubbele in vergelijking met breedwerpig.
Maïs heeft tijdens de jeugdgroei een slecht opnamevermogen voor fosfaat, vooral onder koude omstandigheden. Hoewel de fosfaatbehoefte tijdens de jeugdgroei beperkt is, mag er toch geen gebrek zijn omdat fosfor de limiterende factor is voor wortelgroei. Een voldoende fosfaattoevoer kan het beste worden bereikt door een rijenbemesting in combinatie met een startgift van stikstof. Door een rijenbemesting met ammonium-stikstof kan de jonge maïsplant zich gedurende zijn jeugdfase volgens zijn behoeften voeden. Omdat ammoniumhoudende meststoffen de pH-waarde in de wortelzone verlagen, hebben ze een positieve invloed op de beschikbaarheid van fosfaat en de belangrijkste sporenelementen.
In Nederland is het gebruik van fosfaat, dus ook fosfaat in rijenmeststoffen, op derogatiebedrijven niet toegestaan. Er zijn verschillende formuleringen en vormen (vast, vloeibaar, fijngranulaten, en met of zonder coating) in de handel voor een juiste op de specifieke situatie afgestemde bemesting op maat. Ook zijn er formuleringen met hulpstoffen verkrijgbaar die de opname van de in de bodem aanwezige fosfaat kunnen verbeteren.
De volgende punten dienen bij de rijenbemesting in acht te worden genomen:
- De noodzaak van een bijbemesting in de rij is logischerwijze geringer op percelen met een goede bodemvruchtbaarheid.
- Op lichte, humusarme zandgrond is de behoefte aan voedingsstoffen in het algemeen groter dan bij gronden met een hoger klei- of leemgehalte.
- Voor een goede beschikbaarheid van het fosfaat in de grond is het belangrijk dat de bodemstructuur en pH-waarde in orde zijn.
- Een beperkte stikstofgift via rijbemesting is vooral onder natte lentecondities zinvol om de N-voorziening van de jonge maïsplanten te garanderen. In de regel volstaan 15 tot 30 kg N/ha. Deze stikstofhoeveelheid moet bij de berekening van de totale N-behoefte mee in acht genomen worden.
- N moet liefst in de vorm van ammonium beschikbaar zijn.
- Geen chloride of carbonaat in de rijenbemesting. Hiermee wordt het risico op zoutschade, en/of op een geringe of kortstondige beschikbaarheid van de voedingsstoffen vermeden.
De positieve invloed van een rijenbemesting op de gewasontwikkeling kan snel teniet gedaan worden als de meststofkouters niet correct zijn afgesteld. De startmeststof moet 5 cm naast en 5 cm onder het zaad worden aangebracht, opdat geen zoutschade aan de kiemplantjes zou optreden.